Z7_I084H8S0M8OF10Q5D0EFBC1060
Forum

3.65 Wet IB

Ondernemer heeft met terugwerkende kracht zijn eenmanszaak ingebracht in een bestaande Holding BV, welke BV de onderneming direct heeft doorgezakt naar een nieuw opgerichte dochtermaatschappij.


De belastingdienst is in dit kader verzocht om toepassing van artikel 3.65 Wet IB 2001. De behandeld ambtenaar gaf aan dat in opgemelde casus geen geruisloze inbreng mogelijk is vanwege het feit dat de Holding BV op het moment van inbreng reeds bestond.

Ik zie dit anders: ratio van standaardvoorwaarde 3 is namelijk om een geruisloze inbreng niet toe te staan in het geval van inbreng in een bestaande vennootschap welker activiteiten niet in dezelfde lijn liggen als die van de om te zetten onderneming. Echter in het onderhavige geval is de vennootschap die uiteindelijk de onderneming overneemt een nieuw opgerichte vennootschap, waardoor standaardvoorwaarde 3 in casu geen toepassing vindt.

Ook het bepaalde in standaardvoorwaarde 3.4 doet hier niet aan af. Naar mijn mening is deze standaardvoorwaarde geschreven voor de situatie van inbreng in een bestaande holding en het vervolgens doorzakken naar een bestaande werk-BV. Zoals hiervoor vermeld is dit echter in casu niet geval: er wordt doorgezakt naar een nieuw opgerichte werkmaatschappij.

Zie ik dit juist?
Beantwoorden
  • Gaat goed

    in de standaardvoorwaarden onder 3.3 (fiscale eenheid ) en 3.4 (inbreng in holding) is opgenomen dat dit mogelijk is.
    Beantwoorden
  • kan niet

    Je hebt helemaal gelijk wat de ratio betreft, maar het kan niet. De activiteiten moeten in dezelfde lijn liggen. Her criterium is niet: de activiteiten mogen niet niet in dezelfde lijn liggen. Misschien kan je nog switchen naar ruisend.
    Beantwoorden
Complementary Content
${loading}