MFAS Actueel

Beleggingsleer: raar onderscheid verbeteringen en aflossingen

laatst gewijzigd: 22-01-2019 12:06

In een huwelijkse situatie kan sprake zijn van drie vermogens: privévermogen van A, privévermogen van B en gemeenschapsvermogen. Als privévermogen van een van de echtgenoten is gebruikt ter financiering van gemeenschapsvermogen, ontstaat een vergoedingsvordering. Hetzelfde geldt als privévermogen van A is gebruikt ter financiering van privévermogen van B en bij aanwending van gemeenschapsvermogen voor privévermogen. Als partijen hierover geen afspraak hebben gemaakt, regelt art. 1:87 BW de omvang van die vordering. De tekst van deze bepaling luidt als volgt.

Artikel 87, boek 1 BW

  1. Indien een echtgenoot ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot een goed dat tot zijn eigen vermogen zal behoren, verkrijgt of indien ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot een schuld ter zake van een tot zijn eigen vermogen behorend goed wordt voldaan of afgelost, ontstaat voor de eerstgenoemde echtgenoot een plicht tot vergoeding.
  2. De vergoeding beloopt een gedeelte van de waarde van het goed op het tijdstip waarop de vergoeding wordt voldaan. Dit gedeelte:a. is in het geval van een verkrijging ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot evenredig aan het uit diens vermogen afkomstige aandeel in de tegenprestatie voor het goed;b. komt in het geval van een voldoening of aflossing ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot overeen met de verhouding tussen het uit diens vermogen voldane of afgeloste bedrag ten opzichte van de waarde van het goed op het tijdstip van die voldoening of aflossing.
  3. Ten aanzien van de vergoeding gelden voorts de volgende regels:a. tenzij de echtgenoot het vermogen van de andere echtgenoot met diens toestemming heeft aangewend op de wijze als bedoeld in het eerste lid, beloopt de vergoeding ten minste het nominale bedrag dat ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot is gekomen;b. ter zake van goederen die naar hun aard bestemd zijn om te worden verbruikt, beloopt de vergoeding steeds het nominale bedrag dat ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot is gekomen;c. ter zake van goederen die inmiddels zijn vervreemd zonder dat daarvoor andere goederen in de plaats zijn gekomen, wordt in plaats van de waarde, bedoeld in de aanhef van het tweede lid, uitgegaan van de waarde ten tijde van de vervreemding. Met een vervreemding wordt gelijkgesteld het onherroepelijk worden van een begunstiging bij een sommenverzekering of een andere begunstiging bij een beding ten behoeve van een derde.
  4. Echtgenoten kunnen bij overeenkomst afwijken van het eerste lid tot en met het derde lid. Geen vergoeding is verschuldigd voorzover door de verkrijging, voldoening of aflossing ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot wordt voldaan aan een op die echtgenoot rustende verbintenis.
  5. Kan de vergoeding overeenkomstig het eerste tot en met het vierde lid niet nauwkeurig worden vastgesteld, dan wordt zij geschat.

De toepassing van de beleggingsleer verschilt tussen aanschaffingen en verbeteringen enerzijds en de aflossing van schulden anderzijds. J. Kroonenberg geeft in VFP 2018/99 hiervan een voorbeeld. Man en vrouw zijn in 2010 in gemeenschap van goederen gehuwd. Ze hebben in dat jaar een woning gekocht voor €300.000, gefinancierd met een aflossingsvrije hypotheek van €300.000. Eind 2017 heeft de vrouw de woningschenking van €100.000 gekregen met uitsluitingsclausule. Met dit bedrag is begin 2018 een deel van de hypotheek afgelost. De woning was toen €500.000 waard. Stel dat man en vrouw in 2021 gaan scheiden en de woning dan €520.000 waard is. De vrouw heeft met de schenking een derde van de historische kostprijs van de woning betaald. Zij heeft daarom recht op een derde van de opbrengst van de woning: €173.333. De overwaarde bedraagt €520.000 - €200.000 = €320.000. Hiervan gaat dus €173.333 naar de vrouw. Er resteert €146.667. Dit wordt bij helfte verdeeld. In totaal krijgt de vrouw €246.667 en de man €73.663.

De fout in het wettelijke systeem bestaat eruit dat voor de bepaling van de verrekenvordering wordt gekeken naar de historische waarde van de woning (€300.000) en niet naar de waarde op het moment waarop de aflossing van de lening met privévermogen plaatsvindt (€500.000). Er is slechts een waardestijging van een derde van €20.000 aan de schenking toe te rekenen en van niet een derde van €220.000. Was de schenking gebruikt voor een verbouwing, dan zou wel de waarde van de woning op dat moment beslissend zijn geweest (de verbouwingskosten gedeeld door de waarde van de woning na de verbouwing). De beleggingsleer is regelend recht, zodat partijen een andere afspraak kunnen maken. Vanwege de contra-intuïtieve regeling verwachten wij dat dit ook zal gebeuren. Maar als een echtgenoot voet bij stuk houdt, wat zich in echtscheidingssituaties heel goed laat denken, is men aan de wettelijke systematiek gebonden.

De wettekst kan u gemakkelijk op het verkeerde been zetten. Uit art. 1:87(2)(b) BW zou de conclusie kunnen worden getrokken dat de waarde op het moment van aflossing het toetsmoment is. Dat zou overigens weinig praktisch zijn als sprake is van een zeer groot aantal periodieke aflossingen uit privévermogen. Uit de parlementaire geschiedenis volgt echter dat het letter b van het tweede lid slechts geldt voor verbouwingen/verbeteringen (Kamerstukken TK 28 867, 2005/2006, nr. 9, Tweede nota van wijziging, p. 11). De verwerving en de aflossing van een met de verwerving samenhangende schuld valt onder letter a. De minister heeft tijdens de parlementaire behandeling geweigerd om het verschil in behandeling tussen aanschaffingen en verbeteringen enerzijds en de aflossing van schulden anderzijds in de wettekst vast te leggen.

Vanwege de onredelijke uitwerking van het ondoordachte wettelijke systeem adviseren wij om huwelijkse voorwaarden te maken met een heldere regeling voor gevallen waarin echtgenoten elkaars geld gebruiken.

Tot slot nog dit. Een juiste administratie van de verschillende vermogens is zeer van belang. Wilt u hier (meer) werk van maken, volg dan de cursus Administreren huwelijkse voorwaarden en estate planning. Deze tweedaagse cursus wordt in 2019 driemaal gegeven:

4 en 11 maart 2019, 13.30 - 21.00 uur, Amersfoort (speciale editie voor het notariaat)
13 en 27 juni 2019, 13.30 - 21.00 uur, Amersfoort
19 november en 3 december 2019, 13.30 - 21.00 uur, Amersfoort

Complementary Content
${loading}