Z7_99H0H382L8SK30AHD5QAMV1G61
MFAS Actueel

Een marginaal tarief van 90% vinden we blijkbaar normaal

laatst gewijzigd: 09-10-2018 15:05

Vanaf 2019 zullen er in de inkomstenbelasting nog maar twee tariefschijven zijn in plaats van vier. Dat lijkt dus een vereenvoudiging. Schijn bedriegt echter. Want het gaat helemaal niet om de lekker eenvoudig ogende heffingspercentages in de tarieftabellen. Nee, het gaat erom wat je onderaan de streep overhoudt van je inkomen. En dan blijken er meer, veel meer tarieftrajecten te zijn. Mr. H.B.A. Verhoeven, voormalig directeur Wetgeving op het Ministerie van Financiën, heeft daar al eens op gewezen toen hij in 2015 in het Weekblad voor Fiscaal Recht erop wees dat het toptarief weliswaar 52% leek doch in werkelijkheid wel 56% kon zijn. Maar het is voor honderdduizenden Nederlanders nog veel, echt veel, gekker dan deze topambtenaar toen waarschuwend meende te moeten constateren.

Laten we als heel concreet en veel voorkomend voorbeeld eens een doorsnee werkende alleenverdiener nemen, die met zijn partner en twee kinderen in een huurhuis woont (€700 per maand aan huur). Voor hen moet je de gecombineerde werking berekenen van inkomstenbelasting en premieheffing, samen met de algemene heffingskorting, de arbeidskorting, de ZVW-premie, de zorgtoeslag, de huurtoeslag[1] en het kindgebonden budget. Wij hebben die gecombineerde werking, na grondige analyse van alle totaal onsamenhangende grensbedragen in de diverse regelingen, doorgerekend. En wat blijkt dan? Tot circa €20.400 arbeidsinkomen (dat is het minimumloon inclusief vakantietoeslag, dat je in vele regelingen als een soort ‘spil’ in de regeling tegenkomt) zijn werkenden vrijwel geen belasting verschuldigd door de werking van de heffingskortingen. Integendeel: de werknemer in ons voorbeeld krijgt €8.200 netto uitgekeerd in de vorm van huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget. Daarna stijgt het marginale tarief tot absurde hoogte. Op het traject van een arbeidsinkomen tussen de (afgeronde bedragen) €21.000 en €35.500 blijkt het marginale tarief bijna 89% te bedragen! Voor DGA’s in datzelfde traject bedraagt de druk zelfs ruim 94%.

Dat kan niet waar zijn, denkt u? Toch is dat wel zo. Op dat traject, met een lengte van ruim

€14.500 lijkt het IB/PVV-tabeltarief ruim 38%. Maar dat moet je wel verhogen met 5,15% aan verloren algemene heffingskorting, 13,5% verlies aan zorgtoeslag, ruim 25% (!) verlies aan huurtoeslag en 6,75% verlies aan kindgebonden budget. Een marginaal werkelijk heffingspercentage van bijna 89% over een voor zeer, werkelijk zeer velen voorkomend traject aan arbeidsinkomen. En voor een DGA komt daar nog een uit netto privé-geld te betalen 5,70% aan ZVW-premie bij; die komt dus in dit traject zoals gezegd uit op ruim 94%.

Op het specifieke korte traject van €34.000 tot €35.500 zijn deze percentages zelfs 94,7% resp. 100,4%. En ook op het vervolgtraject tussen €35.500 en €52.000 is het werkelijke tarief voor onze voorbeeldwerknemer in kwestie geen 38,1%, zoals de tarieftabel belooft, maar 53%. Want het gecombineerde verlies aan algemene heffingskorting, arbeidskorting en kindgebonden budget gaat op dit traject tot €52.000 (waarmee we verreweg de meeste Nederlanders te pakken hebben) gewoon door.

Het is de waanzin ten top. En elk jaar stemt de Kamer als stemvee weer in met de verlenging van een combinatie van draconisch vormgegeven fiscale wetten, waarin percentages tot 3 getallen achter de komma enkel leiden tot inhoudelijk totaal betekenisloze en daardoor zinloze complexiteit.

Henk Bluemink & Henk Hoeve (belastingadviseurs te Deventer)

 

Wettelijke bronnen voor bovenstaande wijsheid:

  • de standaardtarieftabellen IB/PVV (die je overigens ook al uit twee afzonderlijke wettelijke systemen moet destilleren en samenvoegen);
  • de algemene heffingskorting uit art. 8.10 Wet IB (de korting is €2.477 verminderd met 5,147% voor een belastbaar inkomen uit werk en woning tussen €20.400 en €68.500);
  • de onbeschrijfelijk ingewikkelde arbeidskorting over het arbeidsinkomen uit art. 8.11 Wet IB (1,764% met een max. van €167, plus 28,064% over het traject €9.470 tot bijna €21.000, doch niet meer dan €3.399, weer verlaagd met 6,0% over het traject boven €34.000 tot ruim €90.700);
  • de zorgtoeslag neemt af met 13,49% over het traject €20.400 tot €35.500 (art. 2, lid 3 Wet op de Zorgtoeslag);
  • de huurtoeslag is afhankelijk van het inkomen. Niet zo’n klein beetje ook. Op het traject €20.400 tot €35.500 is de korting ruim 25%. Dit moet je na een studie van vele uren berekenen met de nauwelijks leesbare Wet op de huurtoeslag in de hand;
  • het kindgebonden budget neemt af met 6,75% (art. 2, lid 7 Wet op het kindgebonden budget) op het traject tussen €20.400 en €52.000;
  • de ZVW-premie bedraagt 5,70% met een maximum van ruim €3.100. Voor werknemers is de door de werkgever betaalde bijdrage vrij (art. 11-1f Wet LB).
  • DGA’s en zelfstandigen moeten als enigen deze premie uit netto-inkomen betalen (sic!).

 

[1] wij hebben aangenomen dat het plan van Rutte 3 om het verval van de huurtoeslag over een langer traject inkomensafhankelijk te maken, wordt uitgevoerd.

Complementary Content
${loading}