MFAS Actueel

Een geschil over €1 parkeerbelasting kost de gemeenschap €1.742

laatst gewijzigd: 29-08-2017 11:47

Steeds meer adviseurs hanteren het scoren van dwangsommen en proceskostenvergoedingen als business model. Dit zien we al enige tijd op grote schaal bij de zogenoemde WOZ-bezwaarfabrieken. Maar de laatste tijd komen we in deze sfeer ook steeds meer uitspraken tegen over parkeerbelastingen. De daarmee belaste ambtenaren laten nogal eens steken vallen op formeel gebied, zodat succes geen zeldzaamheid is. De procedures gaan vaak over niet meer dan enkele tientjes. De dwangsommen en proceskostenvergoedingen plegen dan een veelvoud hiervan te bedragen. Een aardige illustratie hiervan is een recent uitspraak van Hof Den Haag (1 augustus 2017, 17/00249, ECLI:NL:GHDHA:2017:2211).

X heeft op 13 mei 2016 in Zoetermeer parkeerbelasting voldaan over een periode van 10.42 uur tot 11.24 uur. Dit bleek door hem te zuinig ingeschat. Toen om 11.36 uur een controle plaatsvond, stond de auto er nog. Aan belanghebbende is hierop een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 61,45. Dit bedrag was opgebouwd uit €1,45 belasting en €60 kosten van de naheffingsaanslag. De naheffingsaanslag is opgelegd voor het uur, voorafgaande aan de constatering van het parkeren door de parkeercontroleurs. X heeft de over het uur vóór de constatering verschuldigde parkeerbelasting echter wel (gedeeltelijk) betaald. Hij heeft namelijk voor de periode van 10.42 uur tot 11.24 uur een bedrag van €1 aan parkeerbelasting voldaan. Een kopie van het parkeerkaartje behoort tot de stukken van het geding.

Rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat slechts €0,45 kan worden nageheven (€1,45 - €1) en niet €1,45. Op grond van het bepaalde in artikel 20 AWR kan alleen de belasting worden nageheven die te weinig is betaald. Dit wordt in hoger beroep door Hof Den Haag bevestigd. De rechtbank kent een proceskostenvergoeding toe van €992 alsmede van het griffierecht ad €46.

In hoger beroep bij het hof gaat het over de proceskostenvergoeding. Belanghebbende verwijt de heffingsambtenaar onrechtmatigheid, wat hij ontkent. Het hof is het met belanghebbende eens. Het moet de parkeercontroleurs duidelijk zijn geweest dat voor een deel van de parkeerduur waarvoor zij een naheffingsaanslag oplegden, al parkeerbelasting was voldaan. Ook de heffingsambtenaar moet dit, mede gelet op zijn hiervoor vermelde verklaring ter zitting, hebben begrepen. Door niettemin in bezwaar en beroep de in zoverre met artikel 20 AWR strijdige belastingaanslag te handhaven, heeft hij onrechtmatig gehandeld. De toekenning door de rechtbank van de proceskostenvergoeding is terecht.

Besef dat over het geringe primaire belang van 1 euro een bezwaarfase bij de gemeente is doorlopen, een procedure bij de rechtbank en vervolgens bij het hof. Stel dat hiermee in totaal 10 uren van ambtenaren en rechters zijn gemoeid en dat deze uren gemiddeld €75 kosten, dan is de strop voor de gemeenschap van de onderhavige marginale fout door de parkeercontroleurs €750 + €46 + €992 = €1.786. Ben ik nou gek of ... Deze kosten hadden vermeden of in elk geval beperkt kunnen worden als de ambtenaar zijn fout had toegegeven en het bezwaar had gehonoreerd. Maar ook de belanghebbende valt wat te verwijten. Natuurlijk moeten fouten van ambtenaren aan de rechter kunnen worden voorgelegd. Maar het bezwaar maken tegen en/of procederen over bagatelzaken is mijns inziens bepaald onredelijk. Als steeds meer mensen er een sport of business van maken om de onderhavige vergoedingen te scoren, is ingrijpen door de wetgever geboden.

Henry Meijer

Complementary Content
${loading}