Z7_99H0H382L8SK30AHD5QAMV1G61
MFAS Actueel

Het niet betalen van btw kan strafrechtelijk worden vervolgd

laatst gewijzigd: 23-07-2018 19:41

Recent zijn twee interessante uitspraken verschenen over het achterwege blijven van de btw-suppletie.

De eerste zaak betreft een strafzaak. X heeft in samenspanning met de accountant te weinig btw aangegeven, omdat het bedrijf als gevolg van de economische crisis in financiële problemen was gekomen. De intentie was om dat later weer recht te breien, waar het echter niet van is gekomen. X wordt veroordeeld wegens het feitelijk leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd. Verder acht het Hof bewezen dat X zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leidinggeven aan het niet voldoen aan de suppletieplicht. Dit levert volgens de wet echter geen strafbaar feit op. Volgens het Hof heeft de wetgever niet voorzien in de mogelijkheid van een strafrechtelijke vervolging van het verzaken van voormelde plicht (ex art. 10a AWR jo. art. 15 Uitv.besl. OB). Als sanctie is hier slechts voorzien in een administratieve boete. Daar komt bij dat de suppletieplicht in strijd is met het verbod van zelfincriminatie, zoals volgt uit art. 6(2) EVRM en art. 48(1) Handvest van de Grondrechten van Europese Unie. Uit het achterwege blijven van de suppletie vloeit voor X dus geen strafrechtelijk bloed. Het namens zijn bv doen van onjuiste btw-aangifte komt hem echter wel op een strafrechtelijke sanctie te staan. Het Hof legt een voorwaardelijke gevangenisstraf op van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis. Hof Den Bosch 10 juli 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2879.

In de tweede (fiscale) zaak stond de btw-suppletie centraal. Vroeger ontbeerde de wet een sanctie voor het achterwege blijven van de suppletie. Het was niet ongebruikelijk dat een btw-schuld jarenlang in de boeken bleef staan zonder dat tot betaling werd overgegaan of een afbetalingsregeling met de ontvanger werd getroffen.

Y dreef in 2011 een eenmanszaak en heeft over dat jaar geen btw-aangiften gedaan. Op de balans ultimo 2011 is een btw-schuld opgenomen. Y heeft daarvoor geen suppletie ingediend. Ter zake is aan Y een naheffingsaanslag opgelegd en twee boetes: een boete op grond van art. 67f AWR (het niet voldoen aan de afdrachtplicht btw) en een boete op grond van art. 10a AWR (het niet doen van suppletie). Ter zitting heeft de Inspecteur uiteindelijk de boete op grond van art. 67f AWR laten varen, wat achteraf niet zo handig bleek. Inzake de boete op grond van art. 10a AWR overweegt de Rechtbank dat deze is opgelegd vanwege het niet voldoen aan de verplichting van artikel 15 Uitv.besl. OB (de suppletieplicht). Dit artikel verplicht echter alleen het melden van een onjuistheid of onvolledigheid in een gedane aangifte. Omdat tussen partijen vaststaat dat Y helemaal geen aangiften over het betreffende tijdvak heeft gedaan, viel er ook niet te suppleren en kan geen sprake zijn van een boete, Rechtbank Noord-Nederland 12 juli 2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:2759.

Tot slot nog dit. Als een accountant of belastingadviseur weet heeft van een btw-schuld waarvoor de cliënt geen actie onderneemt, moet een WWFT-melding worden gedaan.

 

Complementary Content
${loading}