MFAS Actueel

Spaar-bv wordt beleggings-bv

laatst gewijzigd: 05-08-2022 12:41

De afgelopen jaren is op grote schaal spaargeld in bv's ondergebracht. Door de forfaitaire spaarvariant kan dat weer terug naar box 3. De komende jaren zou het fiscaal voordelig kunnen zijn 'overige bezittingen' aan bv's in te brengen. Bedenk dat de peildatum voor box 3 2023 31 december 2022 is.

Het kabinet wil een heffing over reële vermogensinkomsten inclusief vermogenswinsten invoeren. Deze zal op z'n vroegst met ingang van 2025 in werking treden, maar waarschijnlijk wordt dat later. Wij gokken op 2026. Tot die tijd zal voor box 3 als overbruggingswetgeving de forfaitaire spaarvariant worden gehanteerd. Wij verwachten in 2023, 2024 en 2025 met de forfaitaire spaarvariant te moeten dealen. In 2023, 2024 en 2025 zou een bv kunnen worden gebruikt voor 'overige bezittingen', zoals vroeger de spaar-bv voor spaargeld. Gebruik voor de berekening 03-18 rekenmodel overige bezittingen naar bv en 02-12 rekenmodel pand: box 1, box 2, box 3.

Ter bepaling of een bezitting vanuit fiscaal oogpunt het beste in privé (box 3) kan worden gehouden dan wel in een bv, is een drukvergelijking nodig. De gecombineerde VPB/IB-druk van de bv kunnen we stellen op 38% bij het lage VPB-tarief en 46% bij het hoge VPB-tarief. Cross-reference: dga-801. Dat wijzigt in 2024 ietwat bij invoering van het getrapte box 2-tarief van 26% en 29,5%. Vanwege de mogelijkheid om de box 2-heffing voor onbepaalde tijd uit te stellen is de feitelijke fiscale druk van de bv lager dan de genoemde 38% en 46%. Het voordeel van het kunnen uitstellen van de box 2-heffing komt in de genoemde rekenmodellen tot uitdrukking.

De box 3-rendementspercentages voor 2023 e.v. zijn nog niet bekend. Wij veronderstellen voor overige bezittingen 5,5% en voor schulden 2,5%. Verder gaan we uit van een ongewijzigd tarief van 31%.

Overdracht aan een bv kan plaatsvinden in de vorm van storting op aandelen of tegen een vordering (tbs-variant).

Obligaties bieden ongeveer hetzelfde rendement als banksaldi, maar vallen toch onder overige bezittingen, zodat daar geheel ten onrechte een forfaitair rendement van circa 5,5% (in plaats van 0%) aan wordt toegerekend. Deze beleggingscategorie is overigens weinig populair bij particulieren. Mocht uw cliënt ze toch hebben, raad dan inbreng in een bv aan.

Vorderingen vallen onder ‘overige bezittingen’. Bij een lage rente worden ze relatief zwaar belast in box 3. Denk aan familieleningen ter financiering van een woning of bedrijf. Het officiële tarief in box 3 bedraagt 31%. Het feitelijke tarief is echter afhankelijk van het werkelijke rendement. Bij een vordering met een rente van 2% bedraagt dit effectieve tarief 5,5%/2% x 31% = 85%. Het behoeft geen betoog dat inbreng in een bv raadzaam is. Te denken valt ook aan gelden op derdenrekeningen.

Aandelen leveren op lange termijn gemiddeld een rendement op van zo'n 6% per jaar. Als je erop vertrouwt dat je dit gaat halen, ben je goed af in box 3 met een forfaitair rendement van circa 5,5% en een tarief van 31% (effectief tarief: 5,5%/6% x 31% = 28,42%). Voormelde 6% is overigens exclusief kosten, zodat je in werkelijkheid lager uit zult komen. Een belegger heeft te maken met goede en slechte jaren. De kans dat je in een jaar met aandelen verlies lijdt, kan worden geschat op minimaal 30% De MSCI World Index kende van 2008 t/m 2021 4 verliesjaren: 29%. De meeste portefeuilles zijn volatieler dan deze superbrede index, waardoor zij grotere uitschieters naar boven en naar beneden kennen. Als we verder rekening houden met kosten, moet de verlieskans hoger worden ingeschat. In een verliesjaar betaal je toch die 5,5% x 31%. Stel dat je in een goed jaar 20% rendement scoort. De MSCI World Index kende in de periode 2008 t/m 2021 5 jaren met een hoger rendement van 20%. De heffing over de koersstijging kun je uitstellen tot realisatie. Misschien zijn er nog te verrekenen beleggingsverliezen uit het verleden. Er resteert waarschijnlijk toch nog een forse belastingdruk. Maar hoe erg is het eigenlijk om relatief veel belasting te betalen bij een hoog rendement? Het lijkt ons erger om box 3-heffing te moeten betalen bij verlies of een laag rendement. Aangenomen wordt dat het verdriet van een slecht netto resultaat tweemaal zo zwaar weegt als het plezier van een goed netto resultaat. We zouden dat fenomeen fiscale verliesaversie kunnen noemen. Stel dat je in een jaar inderdaad 20% rendement behaalt. In de bv geeft dat dan een fiscale druk van stel 38% x 20% = 7,6%, terwijl die druk in box 3 slechts 5,5% x 31% = 1,705% zou zijn. Reëler is het de vergelijking te baseren op het langjarig te verwachten gemiddelde rendement na kosten. Als we dit op 5% op jaarbasis stellen, is de vergelijking als volgt. BV: 5% x 38% = 1,9%. Box 3: 5,5% x 31% = 1,705%. De fiscale premie bij de bv is te overzien. Het verschil wordt kleiner als we rekening houden de uitstelmogelijkheid van de box 2-heffing. Als we deze casus doorrekenen met 03-18 rekenmodel overige bezittingen naar bv op basis van 10 jaar uitstel van de box 2-heffing, zien we dat de bv afgezien van kosten zelfs een (fractioneel) betere uitkomst geeft dan box 3. Daarbij is overigens nog geen rekening gehouden met het positieve effect van het kunnen uitstellen van de VPB-heffing over de waardestijging. Bij het regelmatig muteren van de portefeuille is dit uitstelvoordeel echter niet groot. Bedenk dat voor beleggingsfondsen waardering op actuele waarde is voorgeschreven (art. 3.29a IB jo. art. 8(1) VPB). Een nadeel van het uitstellen van de vermogenswinst kan overigens zijn dat men in het hoge VPB-tarief terecht komt.

Bij aandelen doet zich een sterk fluctuerend rendement voor. Het ene jaar 30% rendement, het andere jaar 25% verlies. Bij vastgoed is het rendement in de regel gelijkmatiger. Afhankelijk van het te verwachten rendement, zou vastgoed zich toch kunnen lenen voor de bv. Denk aan een rendement van 4% of lager. Bij vastgoed dat men in bezit heeft, is overheveling naar de bv overigens niet raadzaam vanwege de OVB. Onderbrenging in een bv zou daarom alleen moeten worden overwogen bij te verwerven vastgoed. In de regel lijkt voor vastgoed box 3 echter te verkiezen boven box 2.

Veel vastgoedbeleggers financieren deels met geleend geld, wat kan leiden tot extra rendement op het geïnvesteerde eigen vermogen. De vergelijking box 3 - bv is hierbij complexer. Uitgaande van 50% aflossingsvrije financiering met vreemd vermogen, is de box 3-druk als volgt.

 

 bedrag

forfaitair rendement/rente

fiscale druk

vastgoed

100.000

5.500

5,50%

1,71%

 

financiering

50.000

1.250

2,50%

0,78%

 

eigen vermogen

50.000

4.250

8,50%

2,64%

 

Aldus een fiscale druk van 2,64% op het eigen vermogen in box 3. Gerelateerd aan het (forfaitaire) rendement van 8,5% kom je uit op het tarief van 31%.

De fiscale druk van de bv is op het eerste gezicht hoger: 38%. Feitelijk is de druk lager vanwege de mogelijkheid de VPB-heffing over de waardestijging en de box 2-heffing uit te stellen. Bereken dit met 02-12 rekenmodel pand: box 1, box 2, box 3. Bij een rendement van 5% (3% direct rendement, 2% waardestijging) en 50% aflossingsvrije financiering met geleend geld (2,5% rente), geeft de box 3-variant na 10 jaar een iets gunstiger uitkomst dan de bv. Het omslagpunt ligt bij een rendement van 4,5% (2,5% direct rendement en 2% waardestijging). Dat wil zeggen dat bij een rendement hoger dan 4,5% box 3 voordeliger is. Vastgoedbeleggers zullen in de meeste gevallen kiezen voor box 3. De keuze ligt uiteindelijk bij de cliënt, afhankelijk van het rendement dat hij denkt te zullen behalen.

De verwachting lijkt gerechtvaardigd dat de beleggings-bv op het lijstje van populaire tax planning terecht komt. Bij het advies bezittingen over te hevelen naar een bv, is enige haast geboden. De peildatum voor 2023 is 1 januari 2023. Als in 2025 of 2026 in de IB de heffing over het reële rendement op het vermogen van start gaat, zal dat waarschijnlijk niet ongunstig zijn voor het beleggen in de bv.

Complementary Content
${loading}