MFAS Actueel

Vakantiequiz nummer 2

laatst gewijzigd: 13-08-2020 08:45

Er waren meerdere inzenders met de juiste antwoorden. De door het lot bepaalde winnaar onder die inzenders is  de heer J.N. Konijn, VanLoman B.V. Van harte gefeliciteerd! 

 

Onderstaand de vragen met de juiste antwoorden (->) en een korte toelichting.

1. BV A verkoopt een deelneming. De koper blijft de koopsom ad US$1.000.000 schuldig. Door daling van de dollarkoers met 10% daalt de waarde van de vordering met €100.000.
-> A. Dit verlies is aftrekbaar
B. Dit verlies is niet aftrekbaar (deelnemingsvrijstelling)

Aan de deelnemingsvrijstelling komt een einde met de verkoop. Het valutaverlies op de vordering is dan ook aftrekbaar. Om dezelfde reden zou een debiteurenverlies op de vordering aftrekbaar zijn.

 

2. A bv heeft 20 aandelen B bv verkocht aan C bv. Dit behelst een belang van 20%.

C is de koopsom schuldig gebleven. Ter zekerheid heeft A het pandrecht op de aandelen B bedongen. De door B uitgekeerde dividenden komen toe aan C. Hierop is de deelnemingsvrijstelling van toepassing.
-> A. Dit is juist
B. Dit is onjuist

C is zowel juridisch als economisch eigenaar. A heeft op grond van het pandrecht weliswaar het stemrecht op de aandelen B, maar dat is voor de deelnemingsvrijstelling niet van belang. Wel trouwens voor de fiscale eenheid VPB.

 

3. X bv, belanghebbende, heeft op 30 april 2017 de economische eigendom verkregen van twee garageboxen. De eigendom is verkregen van de heer A en mevrouw B. B is enig aandeelhouder van X bv. De garageboxen zijn na de verkrijging verbouwd en dienen nu als bedrijfsruimte voor een dochtermaatschappij van X bv. Welk tarief is voor de overdrachtsbelasting verschuldigd?
A. 2%
-> B. 6%

Gedacht zou kunnen worden aan aanhorigheden bij de eigen woning (verlaagd tarief). Hiervan kan echter alleen sprake zijn indien er ook een woning wordt verkregen. Omdat de woning, waarbij de garageboxen aanvankelijk behoorden, in eigendom is en blijft bij A en B, kwalificeren de garageboxen niet als aanhorigheden.Vergelijk Rechtbank Zeeland-West-Brabant 28 januari 2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:325.

 

4. Wat is de doenvermogentoets?
A. Toets of een uitkeringsgerechtigde zich kwijt van zijn verplichting een bijdrage te leveren in de vorm van sociale arbeid
-> B. Toets of een regeling begrijpelijk en uitvoerbaar is voor de burger
C. Toets of het bestuur van een ANBI zich inspant om zich te conformeren aan de fiscale eisen van transparantie

Dit is een toets die parlement en regering zichzelf opleggen. Deze toets komt de laatste tijd bij de parlementaire behandelingen regelmatig aan de orde.

 

5. Een ondernemer wendt box 3-privévermogen aan voor zijn onderneming.
A. Hij heeft geen aftrekpost
B. Hij heeft een aftrekpost van 4% van de waarde in het economische verkeer
C. Hij heeft een aftrekpost van het over het gemiddelde box 3-voordeel
-> D. Hij heeft een aftrekpost van het over te top berekende box 3-voordeel

Bijvoorbeeld het box 3-vermogen is 500K en het voor de onderneming aangewende box 3-vermogen 100K. Je berekent de box 3 over 500K en trekt daarvan af de box 3 over 400K. Dit is dan de ‘huurvergoeding’ die als aftrekpost in aanmerking. Dit is vanwege de progressie van box 3 de gunstigste berekening voor de belastingplichtige

 

6. Op 7 maart 2020 zijn vijf notariële akten verleden waarin belanghebbende en zijn ouders schenkingen overeen zijn gekomen. Het bedrag is € 10.000 per keer. Vier van de vijf schenkingen bevatten de opschortende voorwaarde dat de langstlevende van de schenkers in leven is op respectievelijk 1 januari 2021, 1 januari 2022, 1 januari 2023 en 1 januari 2024.
-> A. Civielrechtelijk vinden alle 5 schenkingen in 2013 plaats
B. Voor de toepassing van de SW vinden alle 5 schenkingen in 2013 (m/z 2020) plaats (volgens Rechtbank Zeeland West-Brabant).

Een schenking is in civielrechtelijke zin een overeenkomst. De overeenkomsten vinden in 2020 plaats. Vroeger sloot de fiscaliteit aan bij het civiele uitgangspunt. Vanaf 2010 bepaalt art. 1(9) SW dat een schenking onder voorwaarde wordt geacht te zijn gedaan als de voorwaarde is vervuld. Rechtbank Zeeland West-Brabant moest onlangs oordelen over een casus als die in de vraagstelling. Belanghebbende probeerde op deze manier te voorkomen dat hij jaarlijks langs de notaris moest voor de belastingvrije schenking. De inspecteur vond dat een periodieke uitkering was geschonken. De rechtbank oordeelde dat ervan moest worden uitgegaan dat het losse schenkingen onder opschortende voorwaarde waren. Dus anders dan gesteld onder het foute antwoord B.

 

7. Een bv met een stamrechtverplichting wordt geliquideerd. De enig aandeelhouder, belanghebbende, koopt het stamrecht bij de liquidatie af en betaalt vanwege onvoldoende middelen van de bv de door de bv verschuldigde loonheffing uit privémiddelen. In geschil is of belanghebbende de daaruit ontstane waardeloze vordering als tbs-verlies mag opvoeren. Het hof oordeelt dat het belanghebbende aanstonds duidelijk moet zijn geweest dat de bv dit bedrag niet zou kunnen terugbetalen. Het betaalde bedrag moet daarom worden aangemerkt als een informele kapitaalstorting, Hof Den Haag 13 februari 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:1254.
A. De Hoge Raad casseert
-> B. De Hoge Raad bevestigt

Dit betrof een zogenoemde bodemloze putlening. Aanstonds is duidelijk dat deze niet zal worden terugbetaald. Er is sprake van inbreng van informeel kapitaal.

 

8. Als een onroerende zaak wordt aangeschaft met het doel deze aan de bv te verhuren en de zaak daarvoor gereed wordt gemaakt, vangt de terbeschikkingstelling aan op het moment waarop deze onroerende zaak
-> A. wordt aangeschaft
B. feitelijk door de bv in gebruik wordt genomen

Als een onroerende zaak wordt aangeschaft met het doel deze aan de bv te verhuren en de zaak daarvoor gereed wordt gemaakt, vangt de terbeschikkingstelling aan op het moment waarop deze onroerende zaak is aangeschaft (ervan uitgaande dat het pand in de tussentijd niet voor andere doeleinden wordt aangewend), HR 22 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BF2227. Zie ook HR 22 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BI1155.

 

9. A bv verkoopt via haar website huidverzorgingsproducten. Haar omzet op jaarbasis bedroeg in 2019 €190.000. Ongeveer €35.000 van de omzet wordt in Duitsland gerealiseerd, €20.000 in België en €5.000 in Luxemburg. De producten worden vanuit Nederland verstuurd.
-> A. Over de volledige omzet is NL btw verschuldigd
B. Slechts over de binnenlandse omzet is NL btw verschuldigd

Hier is sprake van afstandsverkopen. Omdat de bedragen onder het grensbedrag blijven, moet er in NL btw worden afgedragen. Dit wordt overigens binnenkort anders (one stop shop systeem).

 

10. Wim krijgt van zijn werkgever, een bank, 1% korting op de hypotheeklening voor zijn eigen woning. De hypotheekrente bedraagt 2,5% en na korting 1,5%. Welke rente mag Wim in zijn aangifte IB aftrekken bij de eigen woning?
A. 1,5%
-> B. 2,5%C. Ander percentage

Vroeger zou het antwoord 1,5% zijn. Onder huidig recht is de korting loon en kan Wim de rente voor toepassing van de personeelskorting als rente eigen woning aftrekken.

Complementary Content
${loading}