BLKB2013/2201M
- Henri Pellemans
- 21-10-2019 14:10
Zie ook BLKB2013/2201M
De overbruggingslijfrente heeft als kenmerk dat deze moet eindigen – naar keuze van de gerechtigde – in het jaar waarin de gerechtigde tot de lijfrente 65 jaar wordt of in het jaar waarin hij een uitkering op grond van een pensioenregeling gaat genieten. Door het opschuiven van de AOW-gerechtigde leeftijd bestaat ook voor deze overbruggingslijfrenten aanleiding om het mogelijk te maken dat een overbruggingslijfrente desgewenst eindigt in het jaar waarin de gerechtigde tot de overbruggingslijfrente AOW-gerechtigd wordt. Vooruitlopend op wetgeving keur ik daarom het volgende goed.
Voor overbruggingslijfrenten keur ik goed dat de uitkeringen ook mogen eindigen in het jaar waarin de lijfrentegerechtigde AOW-gerechtigd wordt.
De overbruggingslijfrente heeft als kenmerk dat deze moet eindigen – naar keuze van de gerechtigde – in het jaar waarin de gerechtigde tot de lijfrente 65 jaar wordt of in het jaar waarin hij een uitkering op grond van een pensioenregeling gaat genieten. Door het opschuiven van de AOW-gerechtigde leeftijd bestaat ook voor deze overbruggingslijfrenten aanleiding om het mogelijk te maken dat een overbruggingslijfrente desgewenst eindigt in het jaar waarin de gerechtigde tot de overbruggingslijfrente AOW-gerechtigd wordt. Vooruitlopend op wetgeving keur ik daarom het volgende goed.
Voor overbruggingslijfrenten keur ik goed dat de uitkeringen ook mogen eindigen in het jaar waarin de lijfrentegerechtigde AOW-gerechtigd wordt.