Z7_I084H8S0M8OF10Q5D0EFBC1060
Forum

AB claim op goudstaven

Ik geef altijd het volgende voorbeeld als stof tot nadenken:

Stel de winstreserve van een BV is belegd in 4 goudstaven van 1 kilo. Bij uitkering van dividend moet er (voor het rekenkundige gemak) 25% AB claim wordt afgetikt bij de Belastingdienst. Bij een dividend van 4 kilo goud is dat1 goudstaaf, ongeacht het moment van afrekenen. De claim blijft altijd 25% en is onafhankelijk van de ontwikkeling van de goudprijs.

Als we de Successiewet moeten geloven is de contante waarde (hier) 250 gram goud. Hoe moet die 250 gram goud in de toekomst aangroeien tot 1 kilo goud, zodat we bij uitkering van dividend genoeg goud hebben om te kunnen afrekenen met de fiscus? De wetgever als alchemist...

Henk Hoeve formuleert het op een andere manier: de Belastingdienst neemt voor 25% deel in jouw BV. Maar het komt op hetzelfde neer.

Ter verdere bepaling van de gedachten: als we de APV methode, met bijvoorbeeld een keu van 16%, hanteren, dan worden de toekomstige vrije kasstromen contant gemaakt tegen 16%. Daaruit volgt een waarde van (de aandelen van) de BV, waarop, zover deze meer is dan de (fiscale) kostprijs, een AB claim van 25% rust. Zo beredeneerd is de AB-claim reeds een contante waarde. Dus om die nog een keer contant te maken?

Hoe kan het dan, dat het in voorkomende gevallen toch voordeliger is om vermogen in box 2 aan te houden in plaats van in box 3? Dat heeft te maken met fiscale arbitrageverschillen tussen box 2 (VPB+AB) en box 3 (VRH). Het is evenwel onjuist om dit eventuele voordeel van box 2 te beschouwen als een contante waarde van een AB claim.

Reactie plaatsen

Complementary Content
${loading}