Forum

samenvoeging van schenkingen

Vader en moeder zijn gescheiden. Vader heeft in 2014 de algemene eenmalig verhoogde vrijgestelde schenking van 25K aan zijn dochter gedaan.
Moeder woont inmiddels samen met een nieuwe partner en deze partner is voornemens de eenmalig vrijgestelde schenking voor de eigen woning van 106K aan de betreffende dochter te doen.
Vraag: kan dit belastingvrij voor de schenkbelasting of dienen deze schenkingen te worden samengevoegd, waardoor de schenking van 106K niet belastingvrij kan, omdat in 2014 al gebruik is gemaakt van de eenmalig verhoogde vrijstelling?
Hieraan komen art. 26 SW en 28 SW te pas.
Art. 28 SW is niet van toepassing, omdat de partner van moeder niet als ouder wordt aangemerkt, omdat zij niet zijn gehuwd of geregistreerd partners zijn.
Kan art. 26 SW nog roet in het eten gooien, doordat de schenking van de partner wordt geacht te zijn gedaan door degene van beide partners die het meest verwant is aan de begiftigde, dat is dus de moeder en dat de moeder op grond van art. 28 niet meer belasting vrij kan schenken, omdat vader al in 2014 de eenmalig verhoogde vrijgestelde schenkinmg heeft gedaan?
Beantwoorden
  • 33.5.c

    In 33.5.c. staat "door een kind van de ouders". Dat ouderpaar is uniek en niet gelijk aan het nieuwe partnerpaar. Art. 26 is dan niet van toepassing. Op basis hiervan zou ik zeggen dat de eenmalig vrijgestelde schenking van 106K kan.

    Art. 28 ziet op verschillende schenkingen die gedurende een kalenderjaar plaats vonden. Dat is een andere situatie, en dus staat dit artikel buiten spel.
    Beantwoorden
    • belastingvrije schenking

      De nieren van cliënt werken nog maar voor 10%. Zijn zus staat een nier aan hem af. Cliënt is welgesteld en zus niet, dus wil hij haar een groot bedrag schenken. Tarief schenkbelasting tussen broer en zus is 30%, resp. 40%.
      Vraag: is deze vrijgesteld van Schenkbelasting en Inkomstenbelasting?
      Er geldt een vrijstelling ter voldoening aan een natuurlijke verbintenis, wanneer iemand jegens een ander een dringende morele verplichting heeft van zodanige aard dat naleving daarvan, ofschoon rechtens niet afdwingbaar, naar maatschappelijke opvattingen als voldoening van een aan die ander toekomende prestatie moet worden aangemerkt. Dit lijkt mij hier aan de orde. Verder lees ik voor de IB dat een ‘letselschadevergoeding’ in de vorm van smartengeld voor schade door een definitieve aantasting van het menselijk lichaam, met als gevolg nog te derven levensvreugde onbelast zou kunnen zijn.
      Heeft iemand hier wel eens mee van doen gehad?
      Beantwoorden
Complementary Content
${loading}