Z7_99H0H382LO7R60AH5J4SND2482
BAP Render Portlet

2016-14

laatst gewijzigd: 18-04-2019

Items

  • Vrijstelling overdrachtsbelasting moeilijk bij juridische fusie
  • Geactualiseerd besluit medische vrijstelling btw
  • Cursus Waardering met rekenmodel MFAS (eendaags)
  • Uitgebreide cursus Ondernemingswaardering en transactiebegeleiding bedrijfsovernames (6 middag/avondbijeenkomsten)

 

Instellingen voor MFAS - algemeen

De volgende instellingen dienen in uw browser, antivirus en -spamsoftware te zijn opgenomen:

  • zowel http://www.mfas.nl als https://www.mfas.nl moeten worden toegevoegd als vertrouwde websites;
  • cookies moeten zijn toegestaan;
  • javascript moet zijn geladen, anders worden pagina's niet correct weergegeven.

Vragen abonnees

vraag BOR bij terminale echtgenote zonder ondernemingsvermogen

Ik heb te maken met een casus waarbij de vrouw terminaal is. Er is momenteel sprake van huwelijkse voor-waarden met een finaal verrekenbeding bij overlijden. De man is 100% aandeelhouder van een holding met ondernemingsvermogen. Na het overlijden van de vrouw is het de bedoeling dat de helft van de aandelen in de holding via haar nalatenschap aan de twee kinderen toekomt. Daarvoor willen we van de BOR gebruik maken. Het lijkt erop dat de echtgenote niet zal gaan voldoen aan het bezitsvereiste van een jaar. Is opheffing van huwelijkse voorwaarden een oplossing?

antwoord MFAS

Opheffing van de huwelijkse voorwaarden leidt tot boedelmenging. Dit wordt voor de toepassing van het ab in beginsel niet als vervreemding aangemerkt, art. 4.17 IB. Dit wordt naar onze mening niet anders als de over-gang naar een gemeenschap in het zicht van overlijden gebeurt. Voor de toepassing van het ab wordt de vrouw 50% aandeelhouder. Het is -vrezen wij- helaas niet zo dat de bezitsperiode van de man overgaat op de vrouw; voor haar start een nieuwe bezitsperiode. In art. 35d SW 1956 jo art. 9 Uitv.reg. schenk- en erfbelas-ting is namelijk voor het bezitsvereiste niets geregeld voor een boedelmenging, terwijl dat voor de voortzet-tingseis in art. 10 Uitv.reg. schenk- en erfbelasting wel het geval is. Uw vrees dat de bezitsperiode een probleem op zal gaan leveren, lijkt dus terecht te zijn. Het opheffen van de huwelijkse voorwaarden is daarom geen oplossing. Voor de erfbelasting zou schenking van 50% van de aandelen aan de vrouw een oplossing kunnen zijn. Op deze schenking is de BOR SW van toepassing. Afhankelijk van de waarde van de aandelen zal mogelijk een beperkt bedrag aan schenkbelasting verschuldigd zijn. De bezitstermijn van een jaar is niet van toepassing op ondernemingsvermogen dat krachtens schenking is verkregen, art. 9(4) Uitv.reg. schenk- en erfbelasting. De aandelen kunnen vervolgens onder toepassing van de BOR naar de kinderen vererven. Ervan uitgaande dat de vrouw geen werknemer binnen het familieconcern is, zal de doorschuiving ter zake van het ab niet van toepassing zijn. Er zal dus moeten worden afgerekend voor het ab.

Een simpeler oplossing is ons inziens rechtstreekse schenking van dit vermogen door de man aan de kinderen. Als de kinderen geen werknemers binnen het familieconcern zijn, zal ook bij deze variant moeten worden afgerekend voor het ab. Als de kinderen werknemer worden gemaakt, zal na drie jaar de ab-claim kunnen worden doorgeschoven. Aan de dienstbetrekking van de kinderen worden geen zware eisen gesteld. Wel loop je daarbij het risico dat inmiddels de BOR is afgeschaft of ingeperkt.
Van belang is nog de goedkeuring van MvF 17 januari 2013, nr. BLKB2012/1221M, onderdeel 3.7 inzake verrekenbedingen. Goedgekeurd wordt dat de BOR-vrijstelling toepassing vindt op de naar de langstlevende vererfde verrekenvordering voor zover toerekenbaar aan ondernemingsvermogen.

Ter afsluiting wijzen wij erop dat we hier te maken hebben met een casus die veel complexer is dan boven-staande uitwerking in kort bestek suggereert. Duidelijk is wel dat huwelijkse voorwaarden bij de BOR-planning van groot belang zijn.

vraag abonnee kwijtschelding eigenwoningschuld

Mijn klant heeft een eigenwoninglening van €110.000 verstrekt aan een van zijn kinderen. Nu wil hij gebruik maken van de in 2016 geldende vrijstelling van €53.016 door voor dit bedrag de schuld gedeeltelijk kwijt te schelden. Klopt het dat MFAS daar geen modelovereenkomst voor heeft?

antwoord MFAS

Voor de woningschenking hebben wij in 03-04 drie modellen:

  1. schenking ter aflossing van een eigenwoningschuld bij de bank;
  2. schenking ter verwerving van een eigen woning;
  3. schenking ter financiering van onderhoud aan/verbetering van een eigen woning.

De door u gevraagde variant kwijtschelding is inmiddels toegevoegd.

vraag abonnee vrijstelling overdrachtsbelasting bij juridische fusie

Cliënt is aandeelhouder van twee vennootschappen en wenst deze juridisch te fuseren ter vereenvoudiging van de structuur en ter besparing van kosten. De inspecteur VPB gaat akkoord met toepassing van art. 14b VPB, waardoor heffing van VPB over de meerwaarde achterwege blijft. Voor de overdrachtsbelasting wordt echter geen goedkeuring verleend wegens het ontbreken van een zakelijke reden.
Hierop rijzen twee vragen:

  1. Bestaat er een verschil in de beoordeling van het begrip zakelijkheid in de IB/VPB enerzijds en over-drachtsbelasting anderzijds?
  2. En zie ik nu goed dat het voor de overdrachtsbelasting hiermee eindigt en de voorgenomen fusie niet kan doorgaan? De enige mogelijkheid die wij zien om dit standpunt voor de overdrachtsbelasting aan te vechten is bezwaar maken tegen de aangifte overdrachtsbelasting.

antwoord MFAS

De reactie van de fiscus spoort met hetgeen wij hierover in MFAS hebben opgenomen (ovb-318):

Als de fuserende rechtspersonen tot hetzelfde concern behoren, moet men zich beroepen op de interne reorganisatievrijstelling. De navolgende eisen gelden voor rechtspersonen die niet tot hetzelfde concern behoren. Er gelden daarvoor eisen van voortgezet aandeelhouderschap en voortzetting van activiteiten. De fusie moet leiden tot substantiële schaal- en synergievoordelen. Vereenvoudiging van de structuur wordt door de fiscus steevast als onvoldoende geoordeeld. De omstandigheid dat een van de betrokken rechtspersonen passief is, is prohibitief voor de vrijstelling. Het is onbegrijpelijk waarom de voorwaarden bij juridische fusie zoveel strenger zijn dan bij bijvoorbeeld juridische splitsing. J.H. Elink Schuurman en A. Rozendal bekritiseren de strenge antimisbruikbepalingen van het Uitvoeringsbesluit, Weekblad 5 april 2012, p. 464. Zie ook A. Rosendal in FBN maart 2016. Rechtbank Gelderland 17 september 2015, nr. 14/7158 volgt de strikte interpretatie van de Belastingdienst. Het betrof een fusie tussen een schoolstichting als verkrijgende rechtspersoon en een verhuurstichting als verdwijnende rechtspersoon. Eerstgenoemde had geen personeel. De rechtbank overwoog dat de op zichzelf zakelijke doelstellingen van belanghebbende ook konden worden bereikt met een gewone overdracht van het pand. Er was geen sprake van voldoende substance bij de stichting. Tot slot overwoog de rechtbank dat de fusie geen synergievoordelen met zich meebracht.

Verwezen kan ook nog worden naar NTFR van 7 januari 2016, p. 5 (item 2016/1), waar in de tweede alinea van de linker kolom dit probleem ook wordt opgemerkt. Zie verder ook de column in V-N 2015/59.0 met als titel Schizofrene zakelijkheid.

Van bezwaar verwachten wij mede gelet op de uitspraak van Rechtbank Gelderland geen succes. Er blijft dan niets anders over dan procederen. Duidelijk is dat de juridische fusie niet mag worden misbruikt om OVB te ontlopen, maar nu blokkeert het beleid allerlei samenvoegingen, waarbij het economisch belang bij het vastgoed (vanuit aandeelhouder bezien) niet echt een wijziging ondergaat en geen overdracht aan derden (anders dan aan een andere rechtspersoon entiteit) wordt beoogd. In situaties waarin geen sprake is van misbruik zou hier ons inziens een vrijstelling voor moeten gelden. Redactiemedewerker en OVB-specialist Dick van Laren is voornemens dit binnenkort bij het Ministerie aan te kaarten.

Gewijzigde adviesonderwerpen

dga-1303 Borgstelling dga

Een dga heeft zich tot een bedrag van €150.000 borg gesteld jegens een bank in verband met een aan de bv verstrekt krediet. De bv is failliet gegaan. De dga heeft in 2010 een voorziening van €150.000 gevormd en dit bedrag als verlies uit TBS opgevoerd. In 2011 heeft de dga €30.000 betaald ter finale kwijting aan de bank betaald. In geschil is of op het bedrag van €120.000 de kwijtscheldingswinstvrijstelling van toepassing is. Het hof acht aannemelijk gemaakt dat de vordering van de bank niet voor een groter bedrag dan €30.000 voor verwezenlijking vatbaar was. De vrijstelling is van toepassing, Hof Den Haag, 22 maart 2016, nr. 15/00365. Opmerkelijk is dat de inspecteur zich niet heeft beroepen op een onzakelijke borgstelling, waardoor geen verlies in box 1 kon worden genomen ter grootte van de voorziening en de afwikkeling zich in de kapitaalsfeer afspeelt. In de navolgende procedure heeft de inspecteur dit aspect wel ingebracht.

Belanghebbende heeft in 2000 de aandelen in het bouwbedrijf van zijn vader overgenomen. In 2004 vond een herstructurering plaats. Daarvoor was een nieuwe bankfinanciering noodzakelijk. De bank kreeg daarvoor de gangbare zekerheden alsook een (voorwaardelijke) borgstelling door de dga indien het geconsolideerde garan-tievermogen van de vennootschappen op enig tijdstip minder dan 35% zou bedragen van het geconsolideerde balanstotaal van de vennootschappen. De dga verbond zich hierop in 2005 jegens de bank als borg maximaal €150.000 te betalen. Belanghebbende sloot vervolgens met de bv een borgstellingsovereenkomst. Als vergoe-ding hiervoor kreeg hij €1.000 per loonperiode van vier weken (€13.000 per jaar, 8,67%). Opmerkelijk is dat de vergoeding werd betaald door het loon te verhogen. Volgens de systematiek van de wet is de borgstellings-provisie belast onder het tbs-regime. In 2007/2008 volgde een tweede financieringsronde, waarvoor een aanvullende borgstelling door de dga plaatsvond. Ook hiervoor ontving hij €1.000 per vier weken. Als gevolg van de verslechterde gang van zaken bij de bv vormde belanghebbende een voorziening in de TBS-sfeer van €300.000. In geschil is of belanghebbende terecht die voorziening heeft gevormd en verder, indien een voorziening tot dat bedrag kan worden gevormd, hoe dit bedrag over elk van de borgstellingen moet worden verdeeld. De kernvraag is of belanghebbende de borgstellingen heeft aanvaard als aandeelhouder zodat het uit die borgstelling voortvloeiende verlies niet in box 1 in aanmerking kan worden genomen. Het hof sluit aan bij HR 17 oktober 2014, nr. 14/00955, waarin is uitgemaakt dat het criterium is of er een (niet van de winst van de vennootschap afhankelijke) vergoeding kan worden bepaald waartegen een onafhankelijke derde bereid zou zijn geweest eenzelfde borgstelling te aanvaarden. Rechtbank en hof achten de borgstelling in 2005 zakelijk, maar die in 2008 niet. Dit had te maken met de verslechterde vooruitzichten. Het aan de borgstelling in 2005 toe te rekenen verlies kan de dga in aanmerking nemen in box 1. Nu de beide borgstellingen voor gelijke delen zijn aangegaan, wordt €100.000 in aftrek toegelaten, Hof Arnhem-Leeuwarden 22 maart 2016, nr. 15/00292.

ob-503 Vrijstelling (para)medische activiteiten

Er is een geactualiseerd besluit over de medische vrijstelling verschenen: MvF 29 maart 2016, nr. BLKB2016/ 433M. Wij stippen in deze nieuwsbrief enkele aspecten aan. Over de afbakening van de medische vrijstelling is in de praktijk veel te doen (geweest). Strikt genomen geldt de vrijstelling alleen voor BIG-gerelateerde beroepen. Op grond van het neutraliteitsbeginsel kunnen ook andere medische diensten de vrijstelling deelachtig worden. Hiervoor gelden de volgende cumulatieve vereisten:

  • de dienst door de desbetreffende medische beroepsbeoefenaar betreft gezondheidskundige verzorging van de mens;
  • de desbetreffende medische beroepsbeoefenaar verricht een gezondheidskundige dienst die van een gelijk-waardig kwaliteitsniveau is als een gezondheidskundige dienst van een Wet BIG-beroepsbeoefenaar;
  • de dienst wordt verricht aan de individuele patiënt.

Deze criteria zijn in voormeld besluit nader uitgewerkt.

De diensten die door tandtechnici als zodanig worden verricht, zijn vrijgesteld van btw-heffing (art. 11(1)(g) (1)(b) OB). Een tandtechnicus verricht een dienst 'als zodanig' indien de dienst in de specifieke hoedanigheid van tandtechnicus wordt verricht. Dat wil zeggen dat alleen die diensten van tandtechnici zijn vrijgesteld die kenmerkend en essentieel zijn voor het beroep van tandtechnicus. In voormeld besluit wordt ingegaan op het begrip tandtechnicus, de positie van tandprothetici en het begrip tandprothesen.
De werkzaamheden van een arbodienst vallen niet onder een algemene vrijstelling. Een deel van de werk-zaamheden van de arbodienst, bijvoorbeeld de werkzaamheden van een bedrijfsarts, kan in de medische vrijstelling delen. Na overleg met de brancheorganisatie van arbodiensten is een overzicht gemaakt van de werkzaamheden en de met die werkzaamheden nauw samenhangende activiteiten van een arbodienst en de daaraan te verbinden gevolgen voor de btw-heffing. Zie onderdeel 7 van het besluit.

ovb-311 Vrijstelling OVB cultuurgrond

Belanghebbende heeft het recht van erfpacht verkregen op een weiland. In geschil is of sprake is van de voor de cultuurgrondvrijstelling OVB vereiste bedrijfsmatige exploitatie (art. 15,1,q WBR). Hij heeft een voltijds dienstverband en werkt in ploegendienst. Het aantal door hem gehouden schapen is geleidelijk gestegen van 2 in 2005 tot 250 in 2014. Daarnaast fokt hij tegen een dagtarief koeien. Aanvankelijk was sprake van hobby. Maar door het stijgen van de omvang van de veestapel, de aankoop van een woning met stallen en het pachten van grond was op het moment van het verlijden van de akte reeds sprake van bedrijfsmatige exploitatie. De vrijstelling is dus van toepassing, Rechtbank Noord-Holland 26 februari 2016, nr. 15/1265.

Cursus waardering ondernemingen met het rekenmodel waardering van MFAS

Iedere accountant en belastingadviseur in het MKB komt regelmatig met waarderingskwesties in aanraking. Denk aan (ver)koop, opvolging in de familiesfeer en boedelverdeling bij echtscheiding. Tijdens deze cursus gaat u op uw laptop aan de slag met het MFAS rekenmodel Waardering, een praktisch hulpmiddel voor waardebepaling volgens de discounted cash flow- en de adjusted present value-methode.

De DCFM en APV zijn complex. “Je gaat het pas zien als je het doorhebt”, zou Johan Cruijff hierover zeggen. De achterliggende theorie is in het rekenmodel verwerkt. Door ermee te werken, gaat u de theorie beter begrijpen. Tijdens de cursus werkt u diverse herkenbare praktijkcasus uit.

Met het rekenmodel kunt u ook toetsen of een waardering financieringstechnisch haalbaar is. Met andere woorden, is de koper in staat de overnamefinanciering binnen de gebruikelijke periode af te lossen? Dit speelt vooral bij management buy-outs/ins. Het bepalen van een zodanige prijs dat de bijbehorende overnamefinanciering binnen zeven jaar af te lossen is, is een alternatief voor waardering volgens de DCFM.

In deze turbulente tijd moet u vaktechnisch alle zeilen bijzetten voor succesvolle bedrijfsoverdrachten. Uw performance hierbij bepaalt of u cliënten zult behouden en/of er nieuwe cliënten bij zult krijgen.

materiaal

  • syllabus
  • MFAS-rekenmodel Waardering

voor wie?

Uitgenodigd worden accountants, belastingadviseurs en financieel planners die zelf waarderingen willen verrichten en/of een betere gesprekspartner van de register valuator en venture capitalist willen worden.

  • datum 25 mei 2016
  • tijd 10.00 - 17.30 uur
  • docent Henry J. Meijer, directeur MFAS
  • prijs € 295 excl. btw
  • PE-punten RB, NBA, NOB: 6 punten

U kunt zich aanmelden tot uiterlijk één week voor aanvang van de cursus op www.mfas.nl. Kosteloos annuleren kan tot uiterlijk één week voor aanvang van de cursus. Hierna brengen wij u het volledige cursusbedrag in rekening.

Cursus ondernemingswaardering en transactiebegeleiding bedrijfsovernames (MKB)

In 2016 organiseren wij wederom de uitgebreide waarderingscursus bestaande uit 6 intensieve middag/avondbijeenkomsten. Van de cursisten wordt verwacht dat zij zich thuis voorbereiden (minimaal 5 uur per bijeenkomst).

  • data 21 september 2016 5 oktober 2016 2 november 2016 16 november 2016 30 november 2016 14 december 2016
  • tijd 13.30 uur-21.00 uur
  • locatie Fletcher Hotel, Nieuwegein
  • docenten Register Valuator Chris Denneboom, jurist Henk van der Hauw en fiscalist Henry Meijer
  • PE-punten 36 NBA, NOB en RB
  • prijs € 2.500 excl. btw

Combinatie met cursus waardering ondernemingen met het rekenmodel waardering MFAS

Heeft u deelgenomen aan de cursus waardering ondernemingen met het rekenmodel waardering MFAS, dan crediteren wij de hiervoor berekende kosten op de factuur voor de zesdaagse cursus Waardering.

Om deze pagina volledig te kunnen zien dient u een account te hebben op MFAS.

Ik ben nieuw

Heeft u nog geen account op MFAS? Dan dient u zich eerst te abonneren om deze pagina volledig te kunnen zien.

Abonneren

Ik heb al een account

Heeft u al een account op MFAS? Dan dient u eerst in te loggen om deze pagina volledig te kunnen zien.

Inloggen
Complementary Content
${loading}